WW gestopt?

De WW-uitkering stopt als u weer aan het werk bent.

In de volgende gevallen stopt uw WW-uitkering:

  • U gaat weer aan het werk. Heeft u een baan gevonden voor minder uren dan waarvoor u een uitkering ontving, dan blijft u een uitkering ontvangen voor het verschil in uren. Wanneer er minder dan vijf uren overblijven (of minder dan de helft als u voorheen minder dan tien uur werkte) bent u niet langer werkloos volgens de WW. Uw uitkering wordt dan gestopt.
  • U voldoet niet meer aan alle voorwaarden om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen. Bijvoorbeeld als u een Ziektewetuitkering krijgt of een uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid.
  • De maximale uitkeringsduur is verstreken. Bent u op het moment dat de maximale uitkeringsduur voor u is verstreken nog werkloos, dan kunt u een uitkering aanvragen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Beide uitkeringen worden echter wél getoetst aan het inkomen van uw eventuele partner. Bij de IOAW heeft uw eigen vermogen geen invloed op de hoogte van uw uitkering. De WWB-uitkering wordt getoetst aan het inkomen van andere gezinsleden én aan uw vermogen.
  • U ontvangt AOW. Vanaf de maand dat u AOW ontvangt, stopt in ieder geval de WW-uitkering.

Hoe werkt de WW in bijzondere gevallen?

  • Als u onder het sociaal minimum komt. Als het totale inkomen van u en uw eventuele partner lager wordt dan het sociaal minimum, dan heeft u recht op een toeslag volgens de Toeslagenwet. Zolang u recht heeft op een WW-uitkering, wordt uw inkomen aangevuld tot het dan geldende sociaal minimum. Meer informatie over de Toeslagenwet.
  • Als u arbeidsongeschikt bent. Als u arbeidsongeschikt bent, hoeft u niet vier van de vijf jaren gewerkt te hebben om in aanmerking te komen voor een loongerelateerde WW-uitkering. Dit geldt wanneer u voor of op de dag waarop u werkloos wordt geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent. De duur van de loongerelateerde WW-uitkering is afhankelijk van uw feitelijk arbeidsverleden in de laatste vijf jaar en uw leeftijd (zie tabel), maar bedraagt in ieder geval zes maanden.
  • Als u voor uw kinderen heeft gezorgd. Heeft u de afgelopen jaren niet gewerkt, maar voor uw kinderen gezorgd, dan kunt u een deel van die jaren ook meetellen als gewerkte jaren. In 2005 en de jaren daarna telt alleen de verzorging van kinderen jonger dan vijf jaar mee. Een heel verzorgingsjaar telt in 2005 en 2006 voor driekwart jaar en vanaf 2007 als een half jaar mee voor de jareneis. Een jaar telt niet mee wanneer u meer dan zes maanden in dit jaar een werkloosheidsuitkering heeft ontvangen (WW of wachtgeld).
  • Als u opnieuw uw baan verliest. Stel dat u een nieuwe baan vindt voordat de termijn van uw WW-uitkering is verstreken. Waar heeft u dan recht op als u die baan weer verliest? Had u een kortdurende WW-uitkering en heeft u in minder dan 26 weken gewerkt, dan krijgt u voor de resterende tijd van de zes maanden een uitkering. U krijgt pas opnieuw recht op een kortdurende uitkering als u opnieuw 26 van de 36 weken heeft gewerkt. Had u een loongerelateerde uitkering en u heeft niet of alléén aan de wekeneis voldaan? Dan heeft u nog recht op het restant van de vorige uitkering. Als u opnieuw vier van de vijf jaren heeft gewerkt en 26 van de 36 weken, dan krijgt u opnieuw recht op de loongerelateerde uitkering.

Kan uw werkgever uw loon niet meer betalen? Onder de Werkloosheidswet valt ook een regeling voor het geval uw werkgever niet in staat is uw loon te betalen. Het UWV neemt dan de verplichting loon te betalen tijdelijk over. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als uw werkgever failliet is. U krijgt doorbetaald zolang als uw opzegtermijn duurt, ten hoogste zes weken. Ook kunt u tot dertien weken achterstallig loon krijgen. Verder betaalt het UWV vakantiegeld en pensioenpremies over maximaal een jaar. Bij het UWV-kantoor in uw regio kunt het formulier Aanvraag overname betalingsverplichting wegens betalingsonmacht aanvragen.

Hoe zit het met WW en uw pensioen? Werkloos worden heeft ingrijpende gevolgen. U verliest niet alleen uw werk, maar ook een deel van uw inkomen. Misschien stopt ook de opbouw van uw pensioen. Hierdoor kan het pensioen dat u later naast uw AOW ontvangt lager uitvallen dan u had verwacht. Tóch kan het pensioen dat u via uw laatste werkgever heeft opgebouwd tijdens uw werkloosheid worden voortgezet. Dat is tot 1 januari 2008 mogelijk met een bijdrage van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Aan deze bijdrage zijn voor u geen kosten verbonden. Bij overlijden kan ook uw nabestaande gebruik maken van deze regeling. Werkloze grensarbeiders uit de Europese Unie, die in Nederland hebben gewerkt, kunnen ook aanspraak maken op een bijdrage. Lees op de site van FVP of u in aanmerking komt voor de bijdrage en hoe u die bijdrage kunt aanvragen.

Wat betekent premiedifferentiatie? Sinds 1 januari 2006 betaalt een beperkte groep werkgevers een lagere premie dan normaal als ze een werknemer een arbeidsovereenkomst van een jaar of langer aanbieden. Deze groep werkgevers betaalt echter een hogere premie dan normaal als ze een werknemer een arbeidsovereenkomst voor minder dan een jaar aanbieden. Dit geldt voor werkgevers uit de volgende branches: schildersbedrijven, bouwbedrijven, de agrarische sector, de horeca en de cultuur. Voor scholieren en studenten geldt bij korte contracten de lage premie. Doel van deze gedifferentieerde premie of premiedifferentiatie is werkgevers te stimuleren mensen langer in dienst te nemen en zo cyclische of seizoensmatige werkloosheid te beperken.

Zijn er uitzonderingen op premiedifferentiatie? Met de invoering van de premiedifferentiatie kwam er een einde aan de Regeling gelegenheidswerkers. Een gelegenheidswerker werkt maximaal acht weken. Het gaat vaak om zelfstandige boeren en huisvrouwen en -mannen. Per 1 mei 2006 is een maatregel ingegaan die gelegenheidswerkers tot 1 januari 2007 uitsluit van de premiedifferentiatie. Zo kunnen werkgevers in de land- en tuinbouw zich beter instellen op de nieuwe situatie. Wel wordt het lage WW-tarief met ingang van 1 juli 2006 verhoogd van 0,55 procent naar 0,80 procent. De hoge WW-premie (12 procent) blijft ongewijzigd. Vanaf 1 januari 2007 moet de agrarische sector zelf voor alternatieve contract- en beloningsvormen voor gelegenheidswerkers zorgen. De Belastingdienst zal met de agrarische sector afspraken maken over controle van de regels.